Bonusmateriaal bij Flirt: Laura’s dagboek deel 2

Flirt - een romanceLeesfragmenten (fictie)Bonusmateriaal bij Flirt: Laura’s dagboek deel 2

Net voordat de Kerstvakantie begint, ontdekt Laura’s echtgenoot Johan dat ze een affaire heeft. Omdat hun zoon Kay thuis Kerst komt vieren, doen ze een paar dagen lang alsof er niets aan de hand is.
Als Kay op vakantie gaat, vertrekt Laura naar haar vriendin Dineke. Het is te confronterend om hele dagen alleen met Johan onder één dak te zijn. Terwijl ze bij haar vriendin verblijft, probeert ze de situatie op een rijtje te krijgen. Haar gedachten schrijft ze op in een dagboek.

Heb je deel 1 gemist?

Vrijdag

Dat is het dus, hè. Ik heb zoveel tijd, zoveel tijd, dat ik mezelf moest inhouden om niet gisteravond alweer verder te schrijven. Maar misschien is ook dat nutteloos. Misschien moet ik gewoon doen waar ik zin in heb en schrijven wat ik wil. Omdat er op dit moment weinig anders is wat ik doen kan. Misschien moet ik gewoon bij het begin beginnen.

Eerlijk vertellen wat er mis ging.
Kijken of ik kan ontdekken wat het probleem was.
Of dat ik gewoon de grootste idioot ben die op aarde rondloopt. Dat kan natuurlijk ook.

Wanneer het precies begon, vind ik lastig aan te geven. Het had vast met verschillende dingen te maken. Zoals met mijn moeder die overleed en met mijn zoon die op kamers ging en met het werk dat ik al jaren deed en met de hoeveelheid tijd die Johan kwijt was aan zijn werk en vrijwilligerswerk.
En met mijn twijfel aan God.
Aan mijn geloof.
Aan alles eigenlijk.

Dinekes huistelefoon ging en automatisch nam ik op. ‘Met Laura.’

‘Ik ben het.’ De stem van Johan.

‘Hoi,’ fluisterde ik. Ik wist niets te zeggen, haalde zachtjes adem, probeerde iets te bedenken. Iets, wat dan ook. De stilte duurde voort.
Duurde.
Mijn ogen begonnen te branden. 
‘Ik kan het niet,’ zei hij. ‘Sorry.’
Ik hoorde de snik. Verbinding die verbroken werd.
Stelde hem me voor. In ons huis. Eenzaam.

Ik moest daarna echt even weg. Weg uit dit huis. Weg uit mijn hoofd. Uit mijn gedachten. In een opwelling trok ik sportkleding en sportschoenen aan en verliet Dinekes huis.

De laatste keer dat ik heb hardgelopen kan ik me niet eens herinneren, maar ik weigerde rustig aan te doen. In een veel te snel tempo liep ik de straat uit, versnelde, zocht de kortste route het dorp uit en koos een fietspad dat langs weilanden leidde.

Ik kreeg een steek in mijn zij, maar negeerde die en bleef rennen.
Rende er dwars doorheen tot mijn kuiten begonnen te branden.
Ik liep te snel en mijn ademhaling was ongecontroleerd, maar ik kon niet stoppen. Er raasde energie door mijn lichaam die eruit moest. Het fietspad leidde naar een kleine strook waar bomen stonden.

Hier fietsten we vroeger vaak als we er even uit wilden met z’n tweeën. De schaduwen van de bomen strekten zich over me uit en ik voelde me onzichtbaar.

Hier was niemand die me zag, hier was niemand.
Hier was alleen ik.
Hier was ik onzichtbaar.

Mijn hart bonkte razendsnel en ik wist dat ik moest stoppen.
Dus ik stopte, zomaar, ineens.

De boom vlak naast het pad bood steun. Ik leunde met mijn voorhoofd tegen de ruwe bast en hijgde, probeerde mijn bonkende hartslag te negeren, mijn verzurende spieren te ontspannen.
Langzaam zakte ik door mijn knieën.
Mijn ademhaling kwam tot rust.
Mijn benen trilden. 

‘Hoi,’ had hij gezegd. Had hij zo vaak tegen mij gezegd.
Alles deed pijn.

Ik liet me verder naar de grond zakken tot ik languit in het ijskoude gras naast de boom lag. Ik staarde omhoog langs de stam, zag de grillige takken naar de hemel reiken en hoorde een paar dappere laatste bladeren zachtjes ritselen in het koele briesje dat er stond.

De aarde was vochtig en ik koelde af tot op het bot, maar ik bleef liggen. Ik deed alsof ik langs die stam omhoog klom, hoog, steeds hoger. Totdat ik de top bereikte en ver kon kijken. Alles kon zien wat voor ieder op de grond verscholen was, onzichtbaar was.
Hoe kon ik?
Waarom?
En terwijl ik in gedachten steeds hoger klom, het uitzicht voor me zag, terugkeek naar ons dorp en ons huis vond, met ergens daarbinnen Johan die stilletjes voor zich uit te staren, de telefoon nog in zijn hand, barstte ik open.

Ik ging zitten en schreeuwde.
Ging staan en schreeuwde nog harder.
Ik opende mijn mond en vulde mijn longen en schreeuwde zijn naam.
Er was niemand die mij zag.
Niemand die mij hoorde, maar ik bleef schreeuwen.
Tot mijn keel pijn deed en rauw aanvoelde. Alsof ik bloedde, diep vanbinnen.

En nogmaals haalde ik adem en opende mijn mond en schreeuwde zijn naam.
En ik denk dat er Iemand was die mij hoorde. 

Wil je weten hoe het verder gaat met Laura en Johan?